Stikstof uit kunstmest op veel veengronden overbodig na juni
Door de stikstofmineralisatie van de veenbodem in de zomerperiode is een stikstofgift uit kunstmest na juni in veel gevallen overbodig. Uit metingen in de polder Groot-Wilnis Vinkeveen blijkt dat het halveren van de stikstofgift op veengrond nauwelijks effect heeft op de droge stof opbrengst. Terwijl het wel winst oplevert voor het sluiten van de kringloop en het beperken van een stikstof-bodemoverschot. Goed dus voor de kringloop, natuur én de portemonnee.
In de zomerperiode neemt de stikstofmineralisatie van de bodem snel toe. Het bodemleven is dan hard aan het werk om organische stof af te breken, waarbij stikstof vrijkomt. Veenweidebodems zijn rijk aan organische stof. Hierdoor neemt veenweidegras in de zomerperiode extra veel stikstof op uit de bodem. Op veel veengronden is een stikstofgift voor een weidesnede daarom niet nodig en voor een maaisnede is alleen een lichte drijfmest bemesting voldoende. Er komt uit de bodem vaak voldoende stikstof vrij voor een goede snede gras met een voldoende hoog ruw eiwit gehalte (zie tabel 1).
Metingen op 9 percelen polder Groot – Wilnis Vinkeveen
Uit metingen op veengrond in de in de polder Groot – Wilnis Vinkeveen bleek dat in de 3e snede van 2017 en 2018 een gift van 70 kg stikstof weinig invloed had op de droge stof opbrengst in vergelijking met een gift van 35 kg stikstof. Terwijl het eiwitgehalte van het verse gras aan de hoge kant bleef, ook bij de lagere bemesting (tabel 1).
Op een maai perceel wordt in de praktijk vaak zo’n 10 m3 drijfmest aangewend voor de 3e snede. Met 10 m3 drijfmest komt er inclusief de nawerking van de drijfmest giften van eerdere sneden zo’n 25 kilo stikstof beschikbaar voor grasgroei. Dat is voldoende voor een goed eiwitgehalte in het gras van 160 gram. Wanneer de drijfmest met water wordt gemengd voor het uitrijden loopt de hoeveelheid beschikbare stikstof nog verder op.
Organische stofgehalte bodem
Hoe hoger het organische gehalte van de bodem, hoe hoger het stikstof leverend vermogen. Gemiddeld levert een veengrond met 35% organisch stof zo’n 220 kg stikstof per jaar en een veengrond met 55% organische stof zo’n 300 kg stikstof per jaar. Dit bleek uit onderzoek op 200 proefvelden gelegen op 13 verschillende locaties in het Westelijk Veenweidegebied in de periode van 1992 tot 2017, waarvan de gegevens zijn verzameld in het kader van het programma Proeftuin Veenweiden en het project Proefpolder Kringlooplandbouw door het Louis Bolk Instituut, Nutriënten Management Instituut en Wageningen Livestock Research.
Terugkijken
Als het ruw eiwit gehalte in het gras structureel hoger of lager is dan gewenst, kan de zomerbemesting worden aangepast. Het is dan zinvol terug te kijken naar de toegepaste bemesting en de kuiluitslagen van de afgelopen jaren. Was het eiwitgehalte van het gras te hoog, minder dan de stikstofbemesting. Ook is het zinvol om naar de ruw eiwitgehalten van het winterrantsoen en de voereiwit aankopen terug kijken. Is het ruw eiwit gehalte in het rantsoen meer dan 160 gram, kijk dan of met behoud van het VEM / DVE ratio van het rantsoen het mogelijk is minder ruw eiwit aan te kopen door bijvoorbeeld eiwitarmer krachtvoer te gaan gebruiken.
Bedrijfsintensiteit
Het streven is op een gemiddeld bedrijf met 12.000-18.000 liter melk per hectare is een graskuil met 160 à 170 gram ruw eiwit te maken. Om uiteindelijk op een rantsoen eiwitgehalte van 150 à 160 gram voor de melkkoeien uit te komen. Op dergelijke bedrijven met voldoende grasproductie is er al snel te veel eiwit in het gras aanwezig voor benutting door de koe, wat kunstmest bemesting vanaf juli overbodig maakt.
Het is wel opletten want op een intensief bedrijf worden tekorten aan eiwit vaak aangevuld met bijvoorbeeld sojaschroot. Daarom mag op een intensiever bedrijf (>18.000 liter melk per ha) gestreefd worden naar hogere RE gehalten in het geoogste gras.
Kringlooplandbouw
Met een lagere kunstmestgift en een passend ruw eiwitgehalte voor het bedrijf, daalt het stikstof-bodemoverschot. Dit is één van de indicatoren in bijvoorbeeld het duurzaamheidsprogramma Friesland Campina. Met een lagere kunstmestgift wordt meer gebruik gemaakt van de stikstoflevering van de bodem en dit voorkomt onnodige verliezen op koe niveau (met name ammoniak) door een hoog ruw eiwit gehalte in het rantsoen. Ook leidt een lager stikstof bodem overschot tot een potentieel lager verlies naar grond- en slootwater. Nutriënten die zijn vastgelegd in het gewas kunnen namelijk niet meer uit- of afspoelen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wim Honkoop tel 06-13522542 of mail w.honkoop@ppp-agro.nl
Meer weten?
Meer nieuws
- Maak hier een keuze tussen alle nieuwsberichten op basis van thema
- Advies
- Bedrijfsadvies
- Coaching
- Financieel advies
- Geen categorie
- Innovatie
- Kennis
- Nieuws
- Praktijkbegeleiding
- Procesbegeleiding