Weet wat er op je land komt!
In het project “trots op de Krimpenerwaard” wordt volop onderzoek gedaan naar huidige landbouwpraktijken en hoe deze geoptimaliseerd kunnen worden naar een toekomst bestendige landbouw. Hiervoor zijn onder andere mestanalyses van uit DAW Krimpenerwaard verder geanalyseerd. Dat er verschillen in mest zitten was bekend, maar dat de verschillen zover uiteen kunnen lopen geeft des te meer het belang aan van het nemen van monsters.
Waar zitten nu de verschillen en welke effecten geeft dit op uw bedrijf?
Vooral het gehalte aan stikstof in de drijfmest is van belang om te weten om op maat te kunnen bemesten. Niet zozeer voor wat betreft de drijfmest, maar veel meer de kunstmest die daar op volgt. Als er 30 kuub per ha wordt uitgereden, al dan niet verdund met water, is het goed om te weten wat er in deze 30 kuub aan stikstof aanwezig is welk deel u hiervan op korte termijn kunt benutten. Oftewel hoe snel werkt deze mest. In onderstaande grafiek zien we per monster de hoeveelheid totale stikstof in kg per ton drijfmest en de hoeveelheid snel beschikbare stikstof (N-NH3) per ton drijfmest. We zien dat er een spreiding te zien is van 2,5 tot 5 kg N per ton drijfmest. Bij een gift van 30 ton drijfmest per ha, geeft de één dus 60 kg N stikstof meer dan de ander!
Voor een voorjaarsgift gaat het vooral om de hoeveelheid snel beschikbare stikstof, ofwel de N-NH3. Ook deze varieert sterk. Namelijk van 0,4 tot wel 2,1 kg Stikstof per ton. De gemiddelde spreiding (aldus grafiek) is ca. 1,2 kg N-NH3 per ton mest. Bij een voorjaarsgift van 30 ton drijfmest per hectare heb je dus een verschil van 30 x 1,2 kg per ton, Ofwel 29 kg stikstof. Met een gemiddelde benutting van 80% brengt de ene ondernemer dus 29 kg netto stikstof meer of minder dan zijn collega. Druk je dit uit in kunstmest, bijvoorbeeld KAS, dan heb je het over 110 kg KAS per hectare die je voor een zelfde opbrengst extra moet geven, of juist NIET hoeft te geven. Vooral in het voorjaar moet je hier dus duidelijk rekening mee houden. Maar later in het jaar blijft dit effect merkbaar. Doe je dit niet, dan krijg je vanzelf een partij ruwvoer met een ruw eiwitgehalte wat niet aansluit bij uw behoefte van uw veestapel.
Naast de stikstof varieert de Kalium per ton drijfmest ook enorm. De verschillen lopen uiteen van 3,1 kg per ton tot 7,6 kg. Ofwel een verschil in een voorjaarsgift van 120 kg Kalium. Bij zulke rijke mest zul je rekening moeten houden met de mestgift om problemen met de vee gezondheid te voorkomen. Zeker bij percelen die een ruike Kali toestand hebben en dit ook nog eens in een goed opneembare vorm aanwezig hebben.
Mest die rijk is aan Kalium (meer dan 5,5 kg per ton) geeft voor weiden echt teveel Kalium. Koeien raken hierdoor mede te dun op de mest en de algeheel stofwisseling zet je meer onder druk. Ook maaisneden kunnen deze hoeveelheid moeilijk verwerken. Gevolg is dat de kuil weer Hoge Kalium waarden krijgt van 40 gram per kg droge stof en hoger. Vooral bij grasrijke rantsoenen loopt u risico op gezondheidsstoornissen. Zowel bij het melkvee, als ook bij het droogvee en in de periode van opstart na afkalven.
Concluderend is het dus zeer raadzaam om uw partijen mest te laten onderzoeken. Vervolgens bij de aanwending ook de nodige differentiatie aan te brengen binnen uw bedrijf en tussen percelen om zo goed mogelijk bij de behoeften aan te sluiten. Heeft u een afwijkende mest samenstelling, probeer dan ook te achterhalen waar dit vandaan komt. Excuses verzinnen lukt in de regel makkelijk, de bron achterhalen is veelal zeker zo nuttig.
Voor meer informatie neem dan contact op met Sjon de Leeuw mail c.de.leeuw@ppp-agro.nl of tel. 06-53427235
Meer weten?
Meer nieuws
- Maak hier een keuze tussen alle nieuwsberichten op basis van thema
- Advies
- Bedrijfsadvies
- Coaching
- Financieel advies
- Geen categorie
- Innovatie
- Kennis
- Nieuws
- Praktijkbegeleiding
- Procesbegeleiding